Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die Gij geboden hadt door den [20]dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat te erven, is een [21]vuil land, door de vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen, waarmede zij dat vervuild hebben, [22]van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinigheid. 20. Hebreeuws, hand. 21. Hebreeuws, een land der afzondering; een gelijkenis van een vrouw, of iemand anders, die om enige onreinheid van der mensen gezelschap wordt afgezonderd; zie Lev.12:2; Num.19:9, enz. 22. Hebreeuws, van mond tot mond; dat is, overal, van het ene einde tot het andere, of alzo, dat de ene onreinheid op de andere geduriglijk gevolgd is. Vergelijk 2 Kon.10:21, en 2 Kon.21:16.